“Ik ben een lezer met de buien van geestdrift en verontwaardiging van een lezer; ik ben geen voorlichter, en ik zou het niet willen zijn.” – E. du Perron
Versindaba publiceert onregelmatig het ‘Cahier van een lezer’. Op de letterkundige brug tussen Zuid-Afrika en de Lage Landen deel ik parafernalia in de geest van de gelijknamige kleinschalige boekprojecten van de Nederlandse schrijver E. du Perron. Het Cahier, waarvan later een boekpublicatie verschijnt bij Naledi, is een neerslag van leeservaringen op het gebied van Nederlandse en Zuid-Afrikaanse letteren.
#24 Vraaggesprekken met literaire agenten
DEEL 1_In gesprek met Joan Hambidge, Johan Coetzee en Charl-Pierre Naudé
Recent publiceerde Versindaba een tweedelig artikel over dynamische processen in het literatuurbedrijf: https://versindaba.co.za/2024/05/14/yves-tsjoen-cahier-van-een-lezer-16/ en https://versindaba.co.za/2024/05/15/yves-tsjoen-cahier-van-een-lezer-17/. Literaire landschappen laten een steeds wisselend samenspel, of dus een complex, zien van actoren en instituties met specifieke agentschappen en strategieën. De samenstellende redacteurs Gillis Dorleijn en Kees van Rees belichten in de inleiding van De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000 (2006) het institutioneel onderzoek gericht op de interactie van instituties en organisaties, actoren en instanties, instrumenten en strategieën in het literaire veld. In mijn bijdrage op deze blog refereer ik aan particuliere casussen – boekhandels, uitgeverijen, internetblogs, tijdschriften, bibliotheken, letterenfondsen – in het besef dat geen positie voor altijd is verworven. Instituties en actoren dragen bij tot de materiële en symbolische productie van literatuur, dat wil zeggen: de productie, de distributie, de consumptie en de receptie van literaire producten. In het literair-institutioneel en systeemtheoretisch onderzoek worden de complexiteit en de veranderlijke aard en zich wijzigende constellatie van agenten en instanties geanalyseerd. De verzameling wijzigt, omdat instituties veranderen en hun onderlinge verhoudingen. Betrokkenen hanteren een poëticaal-esthetische visie en gebruiken (macht)posities en strategieën, instrumenten of agenda’s om posities te handhaven, uit te breiden of te promoten. Tal van factoren en onderliggende processen bepalen de structuur van het complexe samenspel en hun inherente verschuivingen. Wat we “literaire kwaliteit” noemen is evenzeer aan verschuivingen onderhevig. Ze worden bepaald door denkwijzen en organisatievormen, aldus Dorleijn en Van Rees.
De recente Afrikaanse letteren laten vanuit systeemtheoretisch perspectief de afgelopen jaren weer een ander samenspel zien dan wat Dr. Leti Kleyn in haar proefschrift (2010) beschrijft. Spelers zijn gewijzigd, hun strategieën bijgesteld, de organisatievorm is aan maatschappelijke, culturele en economische omstandigheden aangepast. Sommige actoren en instanties mogen dan blijven, de posities in het landschap verschuiven. In een periode van bijna anderhalf decennium manifesteren zich in de Afrikaanse cultuurgemeenschap weer andere of dezelfde actoren en instituten, sommige verdwijnen van het voorplan of ondergaan een gedaanteverwisseling. Barometers in een literair klimaat zijn niet stabiel, omdat parameters voortdurend wijzigen en dus ook de normatieve opvattingen die tijd- en plaatsgebonden zijn. Uitgevershuizen met een lange staat van dienst laten in de beleidsvisie, de fondsopbouw, keuzes in het uitgavenbeleid en bepaalde economische bedrijfsbeslissingen ontwikkelingen zien. Ook wat de canon wordt genoemd, hoe literatuuronderwijs wordt georganiseerd, de stand van de literatuurkritiek en fora waarop aan literatuurbeschouwing wordt gedaan, et cetera, laten een wisselende conjunctuur zien, met spelers die een veranderlijk agentschap laten zien. Omdat een samenleving verandert, ondergaat ook een cultureel en literaire veld de hele tijd transities.
In een vraaggesprek wordt actoren in de Afrikaanse literatuur gevraagd hoe zij hun rol beschouwen als literair agent, hoe en aan welke specifieke fluctuaties (literair, cultureel, maatschappelijk, economisch) het veld van de Afrikaanse letteren onderhevig is, welke uitdagingen zij persoonlijk ervaren als bepalend voor de actuele Afrikaanse literatuur.
Gesprekspartners, tegelijk ook hoofdrolspelers in het Afrikaanse literaire gesprek, bekleden uiteenlopende rollen: schrijver, vertaler, uitgever, criticus, academicus. Eerst wordt gevraagd naar de institutionele functies en vervolgens gepeild naar ontwikkelingen in het hedendaagse Afrikaanse literatuurlandschap, welke wegen de betrokkenen zelf bewandelen in die trajecten van de literatuur en hoe het gesprek vandaag verloopt en/of welke de uitdagingen zijn voor de Afrikaanse letteren. Ieder gespreksgenoot spreekt natuurlijk in eigen naam, vanuit een particuliere positie en gericht op een persoonlijke esthetica, de institutionele rol van literair agent, van betrokken instantie in het vertoog over literatuur in een Zuid-Afrikaanse context.
- Kun je het agentschap (“agency”) als literair betrokkene in het hedendaagse Afrikaanse literatuurlandschap becommentariëren? In het complexe systeem van literaire actoren, instanties en strategieën bekleed je naast velen hoe dan ook een eigen positie. Hoe zou je die rol zelf omschrijven?
Joan Hambidge:
Ek is digter, romanskrywer, resensent, skryf gereelde rubrieke vir sowel die Versindaba as Vrye Weekblad.
Ek het afgetree as professor in die Afrikaanse letterkunde en kreatiewe skryfwerk (UCT) waar ek vir meer as dertig jaar lank klasgegee het. Ek is eweneens deel van ’n mentorsprogram by UCT om jong navorsers van raad te bedien. FineMusicRadio besoek ek weekliks vir opnames oor die Afrikaanse letterkunde.
By UCT het ek die Hofmeyr-leerstoel beklee, ’n tweede doktorsgraad oor gender voltooi. Nou besig met ’n roman Hart sonder hawe die opvolg van Stasies en ’n digbundel: Asindeton.
Dus aktief betrokke as kreatiewe persoon en kritikus.
David Lodge, die Britse romanskrywer van belangrike kampusromans het onder meer belangrike literatuurteoretiese kompendiums saamgestel.
Elke resensie of kritiese besinning lei tot ’n belangrike kreatiewe insig.
Die een rol sluit nie die ander een uit nie.
Johan Coetzee (Naledi):
Ons onafhanklikheid is vir ons ’n positiewe eienskap in die uitgewerswêreld. Maar ‘onafhanklikheid’ beteken juis nie ’alles op ons eie’ nie. Ons rol is om juis nie ‘teen’ ander uitgewers te werk nie maar ons eie posisie en fokus te identifiseer.
Die uitgewerswêreld is nie staties nie. Soos die samelewing al vinniger verander moet ons tred hou met veranderinge op ekonomiese-; literêre- en veral kommunikasie vereistes.
Ons rol is dus om te fokus op markbehoeftes wat bepaal word deur neigings (trends) van die lesers binne Suid Afrika. Dit is vir ons belangrik om ook na gehalte nie-fiksie te kyk en nie net na ’n spesifieke genre nie. Ons wil nie ‘alles vir almal’ wees nie. Om hierdie taak of rol deeglik te vervul pas ons voortdurend ons uitgewersmodel aan om ook ekonomies volhoubaar te kan wees.
Charl-Pierre Naudé:
Ek vind dat die vryheid om kritiese kommentaar te lewer nie sonder voorwaardes kom nie. En tog is ons redelik vry. Dit word nie prontuit deur enige iemand gestel nie, maar kritiek op ander persone in die Afrikaanse bedryf, as mens sulke kritiek sou wou lewer, moet altyd maar die eie oorlewing in gedagte hou. Tans dink ek dat die bedryf van Afrikaans op meer as een front by kritiek sou kan baat. Daar is egter waardige agente tans oral in werking. Wat betref die breër Suid-Afrikaanse arena, wat besonder polities gepolariseerd is, is die vryheid op kritiese kommentaarlewering, as jy sulke kritiek sou hê, erg gekniehalter afhangende van die inhoud van jou sosiale profiel. Ek dink dat die alledaagse bedryf kan doen met ’n meer krities-waarderende aanslag, eerder as ’n aanslag van “almal verdien waardering”.
- Het gesprek over literatuur op het openbare forum wordt niet alleen bepaald door schrijvers, teksten en bijvoorbeeld de literatuurkritiek. Ook uitgeverijen, met zaakwaarnemers en managers, redacteurs, boekontwerpers en lectoren, of bijvoorbeeld literatuuronderwijs op school en aan universiteiten, bepalen naast tal van andere agenten het beeld van een literatuur(landschap). Welke poëticale visie of ideeën omtrent literaire producties verdienen (méér) aandacht in het huidige literair systeem?
Joan Hambidge:
Die boekbedryf en uitgewers speel uiteraard ’n belangrike rol. NB uitgewers, Protea, Naledi, Turksvy, o.a. met hul redakteurs is deel van die groter gesprek.
’n Letterkundige kan egter nie aan die uitgewers voorskryf nie. Hulle kyk anders na die bedryf: sal iets verkoop of nie. En die onvoorspelbaarheid van die bedryf is oorbekend.
Kopieregkwessies wat mense ontstig of KI.
Die sisteem is kompleks. Dit verander voortdurend. En ’n belangrike boek sal ten spyte van ’n uitgewer se afwysing oorleef.
Of ’n groot fanfare rondom ’n boek mag van korte duur wees. Gaan lees literatuurgeskiedenisse om ’n lys saam te stel van verdwene boeke. En kyk ook hoe boeke weer terugkeer.
Johan Coetzee (Naledi):
Heel moontlik is die belangrikheid van groter samewerking aan projekte deur skrywers van ’n gemeenskaplike onderwerp nou meer as voorheen bepalend. Dié samewerking is insluitend en inklusief in plaas van uitsluitend. Dit geld vir alle kriteria wat dalk voorheen gedefinieer is as die norm. Byvoorbeeld: ‘slegs suiwer Afrikaans’. Wat dit ookal mag beteken het.
Charl-Pierre Naudé:
Die poëtiese landskap van Afrikaans is baie swak gekarteer, so ook dalk die drama-landskap, wat betref resensies en nuwe kritiese beskouings. Die letterkunde interdissiplinêre wisselwerking tussen diepte-denke, kultureel of polities, en die letterkunde bestaan te skraps, en die bedryf en agente is in die algemeen, buiten vir enkele uitsonderings, swak onderlê vir so iets.
- Hoe zie je het hedendaagse landschap van een kleinere literatuur zoals die van het Afrikaans in een meertalige en multiculturele omgeving? Zijn er bepalende factoren en veranderingen die het gesprek over Afrikaanse literatuur vandaag anders maken dan gisteren?
Joan Hambidge:
Afrikaans is sedert 1994 uiteraard deel van ’n multitalige en multikulturele omgewing. Dis geen bedreiging nie. Eerder ’n belangrike kragtoevoer. Die Afrikaanse taal is sedert ek op die toneel in 1980 aan die “uitsterf”. Die taal en rolspelers het inderdaad verander. Daar is nie meer ’n metaforiese Opperman wat die laaste woord oor digters spreek by uitgewershuise nie. Daar is nou meerstemmige insette.
Vele van die polemieke en stryde lyk terugskouend miskien belaglik, maar in alle letterkundige sisteme is daar konflik, stryd en gevegte. (Tans meer agter die skerms.)
Ek hou my buite persoonlike relasies eerder. Ek laat ook nie toe dat skrywers oor my skouer kyk met in-vrae nie.
Hierom vermy ek deesdae boekbekendstellings eerder, omdat dit jou kan beïnvloed in jou kritiese beskouing.
In enige letterkunde is vandag se vriende dikwels more vyande (en andersom).
By ’n bekendstelling van een van my boeke gesien van die verhoog hoe ’n mede-skrywer soos ’n ou hen negatief skrop oor my onderhoud.
Ek was geamuseer. Daar is plek vir alle rolspelers. Maar as jy jou uitlaat oor taalsake of watookal, besef dis net ’n mening.
En ken jou geskiedenis voordat jy ’n mening uitspreek bv. oor Standaard Afrikaans en variante.
En dan is daar pryskomitees en uitruilingsooreenkomste, eweneens deur komitees met smake en (voor)oordele bepaal.
Johan Coetzee (Naledi):
In aansluiting by bogenoemde punt kan ons nie oorleef indien ons nie aanpas by die onontginde gedeeltes van ’n nuwer literêre maar veral breëer kultuurgemeenskap nie. Dit geld vir interne aanpassing binne ons uitgewershuis maar ook vir aanpassing in markgerigte produksies. Anders sal ons maar ook die literêre landskap steeds kleiner word en selfs nie oorleef nie.
Charl-Pierre Naudé:
Don’t get me started. Onder die omstandighede, wat een van verval is sonder genoeg plaasvervanging wat vinnig genoeg gebeur, doen ons egter nie te sleg nie. Vra jy ’n swart Engelstalige skrywer, of ’n Engelstaige wit skrywer, of ’n Afrikaanse bruin skrywer, of ’n witte, almal dink dit gaan beter in die ander deelversamelings as die een waarin hulle primêr opereer. Almal het ’n goeie idee hoe dinge behoort te gaan, en dit is klaar ‘n redding. Daar is egter ’n gevaarlike anti-intelektualisme plek-plek te bespeur in die hoofstroomuitgewerye, wat nie besinning aanwakker nie en wat markwaarde bo enige ander waarde stel. Mens kan dit deels verstaan, maar dit is riskant vir die oorlewing van ‘n letterkunde. Maak die feeste ’n verskil? Nie genoeg nie, die feeste is saamgestel op gemoedelikheidswaarde, nie ondersoekende waardes nie. Dit is my indruk dat werke wat industrie-vriendelik is, met ander woorde die industrie sal laat vooruitgaan, meer aandag as vroeër kry van die sterkste uitgewers vis-a-vis die suiwer gehalte-werk of ‘die moeilike werk’. Mens moet in gedagte hou dat dit ook die geval in die metropole is deesdae. Maar hoe tref dit ’n klein letterkunde wat boonop uitval in subkulturele seksies? Sleg. Trouens, die Suid-Afrikaanse letterkunde as ’n geheel vorm nie genoeg van ’n eenheid nie, en ek hoop ons kan iets hieraan doen. The centre cannot hold. Kleiner, toegewyde uitgewers maak ’n verskil.