1
*
Met grote, stevige passen loop ik door de stad. Ik draag mijn hoofd
onder mijn arm geklemd. Hoe lang het lichaam dit volhoudt weet ik niet,
maar het hoofd altijd op diezelfde plek tussen de schouderbladen,
hoog op de nek, is uiterst onhandig. Wanneer ik moe ben zit ik op een terras,
leg ik mijn hoofd op de tafel, neem wat te drinken. De serveerster volgt
mijn voorbeeld, klemt haar hoofd in haar schort, als een baby in haar buik.
Ook zijn er problemen met de mensen die uit gemakzucht hun darmen
thuislaten. Als men kort uitgaat, kan men ze missen, de darmen zijn ballast.
Als de mensen langer wegblijven dan verwacht, komen ze in de problemen.
Het eten dat ze tot zich nemen valt via het gat in de buik pardoes op straat.
Andere, zelfverzekerde, vindingrijke personen, laten hun lichaam thuis.
Ze stappen voorbij, twee voeten met daarop een hoofd.
Wat de meeste problemen geeft, zijn de dwalende lichamen zonder hoofd.
Ze kunnen niet vertellen waar ze wonen, om van de schreeuwende hoofden
die zich zonder voeten niet meer kunnen voortbewegen nog te zwijgen.
Draag daarom je hoofd altijd stevig onder je arm met je mee.
2
*
Mijn oude oren zijn waardeloos, ik had ze jaren geleden moeten weggooien.
Het nieuwe model kent vele functies: de mensen zingen en fluiten,
de vogels praten, de vissen bulderen het uit, ik vang golven uit de ruimte.
Ook mijn nieuwe botten zijn mooi en buigzaam. Hoe ik me ook wend of keer,
ze breken niet, ze houden me bij elkaar. Ik kan me rekken en strekken
zoals ik wil. Soms rek ik me als een elastiek uit, na een minuut of wat
krijg ik mijn normale lengte weer terug. Het heeft vele voordelen,
nieuwe botten. Dat mensen schrikken, neem ik voor lief.
Alleen mijn hersenen heb ik afgedaan en niet vervangen.
Ze zaten me maar in de weg, ik heb ze niet meer nodig.
Ze hinderden me, door al die vragen te stellen. Waar moet je heen?
Wat doe je hier? Hoe lang blijf je nog? Daarom deed ik mijn hersenen af,
ik heb ze niet vervangen. Ik kan het iedereen aanraden.
Zelden nog heb ik hoofdpijn. Alles is lichter, veel lichter.
3
*
Steeds vaker missen mensen, al op jonge leetijd, organen.
Ze ondervinden daar veel hinder van.
Ik prijs ze nieuwe aan, van sublieme kwaliteit,
eenvoudig en naadloos vast te naaien.
Diverse ogen, longen en nieren
hebben zich al jaren perfect aangepast.
Vooral stukken schouder, borsten, billen en elegante
neuzen zijn gewild. Niemand valt het verschil op.
Ook zij, die op jeugdfoto’s terugzien dat ze een teen, neus
of vinger misten, leggen de foto’s achteloos neer.
Wat ik niet vertel: als de vinger, borst of bil
te weinig aandacht krijgt, valt deze er van verdriet weer af.
© Erik Solvanger / 2014
Erik Solvanger (1976) studeerde geneeskunde aan de Universiteit Maastricht en tijdelijk in Kenia en Zuid-Afrika. Na zijn studie werkte hij een aantal jaren in Amsterdam, voordat hij als arts naar Ethiopië en Tanzania vertrok. In 2004 debuteerde hij met de dichtbundel Eenvoudig schedellichten in de Sandwich-reeks onder redactie van Gerrit Komrij. Gedichten van zijn hand verschijnen regelmatig in diverse tijdschriften en bloemlezingen. In 2008 verscheen Solvangers tweede bundel Slijp het sternum, die werd genomineerd voor de J.C. Bloem-prijs. In december 2013 verschijnt zijn derde bundel Het hoofd onder de arm. |