Mag ik je Sundance Kid zijn?
‘Mag ik je Sundance Kid zijn?’ Vraag ik aan de broodnuchtere organist
Hij antwoordt niet, hij vindt het zelfs niet nodig om zijn schouders op te halen
Zijn mooie blote schouders met de tijdelijke tatoeage van een koala links
En de iets minder tijdelijke tatoeage van een Watusirund rechts
Nog nooit heb ik gedroomd over een koala in het wild.
Noch over een koala in gevangenschap of op een operatietafel
Maar bijna iedere nacht komt er een Watusirund in mijn droom voor
En bijna iedere nacht wordt het rund bereden door mijn schuldbemiddelaarster
Ze draagt mijn vaders trouwkostuum en mijn moeders wilde haren
Gelukkig betekenen dromen niets, gelukkig word ik niet vertrappeld.
‘Ik heb vandaag vijf sollicitatiegesprekken.’ Lieg ik (het zijn er slechts twee)
‘En je gaat ze alle vijf verknoeien met je gênante hypochondrische bekentenissen,
En je huiveringwekkende weetjes over de slachtrituelen van de Zapoteken…’
‘Ja.’
De broodnuchtere organist voert mij naar mijn eerste sollicitatiegesprek
De baas van de vol au ventfabriek lijkt niet als twee druppels water op Robert Redford.
Ik ga te voet naar mijn tweede sollicitatiegesprek
De vrouwen die ik tegenkom zijn zwanger en Duits
De mannen die ik tegenkom zijn groot en onbevangen
Aan de grootste en de meest onbevangen man vraag ik:
‘Werkte jij ooit in een vol au ventfabriek?’
Hij zegt: ‘Ja.’
‘Ik geloof je niet. Waarom zou ik je geloven?!
Je hebt niet eens een hond. En mannen zonder honden liegen altijd.
Vooral over hun bergreizen, hun zadelpijn, en over hun tewerkstellingsverleden.
En bovendien ben je een snob die neerkijkt op cowboyfilms, ik weet het zeker.
Kijk je neer op cowboyfilms?’
Maar hij is verdwenen
En ik ben te laat voor mijn tweede sollicitatiegesprek
De baas van het oorverwarmersbedrijf zegt: ‘Je bent te laat.
Het maakt een slechte indruk.’
Ik wil gewoon iemands Sundance Kid zijn, is dat te veel gevraagd?!
©Delphine Lecompte / 2015