VOLDONGEN FEIT
’s Morgens krijgt hij toegang tot de woorden.
Een mooier moment is slechts denkbeeldig.
Hij woont in zijn onafgewerkte herinneringen.
Met gesloten ogen ziet hij de gouden eeuw
nog fonkelen. Dit is een gedachte in wording.
Nergens elders is de wereld zo hemeltergend.
De schaduwen spelen roekeloos met het zonlicht
De winter heeft voorlopig geen andere bedoeling,
fladdert waanzinnig als een vlinder in het rond,
krijgt nooit enig inzicht in de geschiedenis.
Een handlanger steelt een blik en vangt dan
een zomerdag in een handomdraai. Daarna
verdwaalt hij in de taaltuin tussen adjectieven.
Zonder adem, geen zucht, aanvaardt niemand
het breekbare ongeduld van zijn spiegelbeeld.
Monkelend stapt hij zijn boegbeeld achterna,
luistert intussen naar het zingen van een ruïne.
Dan zegt hij op een archaïsche toon:
In de stilte van een Egyptisch museum wacht
een mummie op het einde van de eeuwigheid.
Naïeve bloemen denken lang na in de perken.
Vergeten treinen treuren in een verlaten station.
Een regenboog blijkt steeds een kleur te missen.
Een klank verschuift van aureool naar parabool.
Zo gaat elke levensvorm onopgemerkt voorbij.
Een territorium vol vreemde ervaringen, zoals
een leeg strand waar net iets is aangespoeld.
Het water huivert en verandert doelgericht
in een onleesbare doorzichtige tekst. Alleen
de dichter zoekt woorden in hun verdwijnpunt.
© Willem M. Roggeman, 2024