Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Toen in 1981 de pilot van de politieserie Cagney & Lacey werd uitgezonden, was het nog niet veel méér dan een idee. In het genre was het gebruikelijk dat een mannelijke detective, of een mannelijk duo, de hoofdrol speelde. Het (door de tweede feministische golf van de jaren zeventig geïnspireerde) idee van de makers, Barbara Corday en Barbara Avedon (met producer Barney Rosenzweig), was om te breken met die traditie en twee vrouwelijke politieagenten de hoofdrol te laten spelen. Waren vrouwelijke politieagenten in die tijd zeldzaam, een serie daarover bestond helemaal nog niet.
Zelfs de makers realiseerden zich aan het begin nog niet helemaal hoe revolutionair dat idee was. Ze sloten in eerste instantie keurig aan bij de regels van het genre en de filmmaatschappij probeerde vanaf het begin de vrouwelijkheid van de hoofdpersonages marketingtechnisch te benutten. Zo veranderde Cagney & Lacey het systeem van binnenuit. Het leek een traditionele politieserie, maar concentreerde zich steeds meer op het persoonlijke leven van de personages. En daarmee veranderde de serie de maatschappij. De afleveringen waren namelijk vaak expliciet betogend, zonder dat dit stoorde in het verhaal en de beleving van de serie. Integendeel: het maakte de problematiek (vaak rond het thema ‘vrouwelijkheid’) inzichtelijk en invoelbaar. En omdat Cagney & Lacey oorspronkelijk werd uitgezonden in een tijd zonder internet en weinig tv zenders, was de impact enorm. Het maakte veel vrouwen en meisjes, en mannen zoals ik, bewust van het feministische gedachtegoed.
De serie is schematisch opgezet. Feitelijk zijn de hoofdpersonages elkaars tegendeel: de blondine Christine Cagney is single, impulsief, seksueel vrijgevochten en ambitieus. De brunette Mary Beth Lacey is een getrouwde moeder, gezagsgetrouw en behoudend. Wat ze gemeen hebben is hun idealisme, hun wil om de wereld beter te maken. Daarin vinden ze elkaar en om die reden blijven ze, ondanks alle onderlinge spanningen, loyaal aan elkaar. De rest van de cast is opgebouwd volgens een even duidelijk schema. Hun naaste collega’s zijn achtereenvolgens een macho vrouwenverslinder (Isbecki), een Afro-Amerikaan (Petrie), een latino (Esposito) en een oudere man (La Guardia). Hun strenge, maar sympathieke leidinggevende, Lt. Samuels, is in het eerste seizoen sceptisch over vrouwen in het politiekorps, maar hij ontdekt al snel het voordeel dat hij bij ze terecht kan voor de meer persoonlijke vraagstukken.
De pilot uit 1981, met Loretta Swit als Cagney en Tyne Daly als Lacey, was succesvol, dus werd besloten tot een tv-serie. Omdat Swit in een andere succesvolle tv-serie speelde (M*A*S*H*), werd de rol van Cagney gespeeld door Meg Foster. Door haar acteerwerk werd meteen het delicate evenwicht van de serie zichtbaar. Cagney moest stoer zijn, maar mocht zich ook weer niet te ‘mannelijk’ gedragen (daardoor werd ze te veel als lesbienne gezien, wat niet goed was voor de kijkcijfers). Ze werd na een paar afleveringen vervangen door Sharon Gless, een actrice die eveneens krachtig was, maar op een ‘vrouwelijke’ manier. De chemie die zij met Tyne Daly had, bracht de serie tot leven.
De verhaalstructuren verschillen nogal per aflevering, maar doorgaans worden twee verhaallijnen gevolgd: het werk (de misdaad) en privé, waarbij die twee nogal eens door elkaar lopen. Naarmate de serie langer liep, verdween het misdaadverhaal verder naar de achtergrond en ging het steeds nadrukkelijker om de onderlinge relatie tussen de twee vrouwen. Het gegeven dat ze bij de politie werken, werd de aanleiding om de meest uiteenlopende maatschappelijke thema’s aan te snijden. Deze houden zoals gezegd in Cagney & Lacey vaak verband met het thema ‘vrouwelijkheid’ (seksediscriminatie, huiselijk geweld, seksuele intimidatie, zwangerschap, abortus, stalking, porno, prostitutie, borstkanker, het glazen plafond, etc.), maar niet per definitie. Evengoed werden thema’s als bijvoorbeeld racisme en de vluchtelingenproblematiek behandeld.
In het eerste seizoen zijn de afleveringen grotendeels gemaakt volgens de tradities van het genre. Opvallend was al wel de aandacht voor het privéleven van de hoofdpersonages (een gevolg van de keuze voor vrouwelijke hoofdpersonages: hoe doen ze dat dan met de kinderen?). Vervolgens is zichtbaar dat de makers zich steeds meer de mogelijkheden van deze opzet realiseren: de grenzen van het genre worden steeds verder opgerekt.
Aanvankelijk hebben de hoofdpersonages een idealistisch beeld van hun werk, hun strijd tegen het kwaad. Maar al snel wordt duidelijk dat het allemaal niet zo overzichtelijk is. De standpunten van de hoofdpersonages ontwikkelen zich, óók over de vraag wat goed is en wat kwaad. Door de discussies tussen de uiteenlopende karakters van Cagney en Lacey worden de onderwerpen steeds van alle kanten belicht (de serie werd gemaakt in samenspraak met de meest uiteenlopende belangenverenigingen). Nadat de verschillende argumenten aan bod zijn gekomen, komen de beide hoofdpersonages tot een conclusie, een gezamenlijk standpunt (al komt het ook voor dat ze het niet eens worden): de makers maken vervolgens voelbaar of zij het met die conclusie eens zijn. Mooi (en destijds nieuw) aan de serie is namelijk ook dat de karakters feilbaar zijn.
Er wordt dus steeds, min of meer expliciet, een keuze gemaakt tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Vaak is dat een keuze voor een ‘progressief’ standpunt, met de nodige mitsen en maren. De aflevering over abortus is daar een mooi voorbeeld van, en van de rijkheid van de karakters (want de meningen zijn zelden voorspelbaar): de katholiek opgevoede Cagney heeft begrip voor de protesten tegen abortus. De meer behoudende Lacey heeft twee kinderen en is daarmee in de positie om geloofwaardig de argumenten pro abortus te verwoorden. Maar het goede is zelden alleen goed, zoals het kwaad ook zelden het zuivere kwaad is.
Het eerste (volledige) seizoen eindigt met een mismoedige overpeinzing van Cagney. Ze zijn voor de gek gehouden door een (criminele) informant, die zijn vrijheid wil ruilen tegen informatie over een grotere crimineel. De beide detectives twijfelen lang omdat het voorstel ze tegen de borst stuit. Als ze uiteindelijk voor hun principes kiezen en de informatie afslaan, blijkt dat de informant al vrij is gelaten: hij heeft de informatie aangeboden aan een andere detective, die wel heeft toegehapt. In het damestoilet, de enige plek waar Cagney en Lacey ongestoord kunnen overleggen, verzucht Cagney:
Who the hell did we think we were? Plato and Socrates, huh? Morality and justice, it’s… It is such a joke. The system just… It just keeps on trucking (‘The informant’, seizoen 2).
Deze ontwikkeling zet zich door tot en met de tv-films uit de jaren ’90, waar het idealisme van de beide vrouwen bijna bezwijkt onder druk van het ‘systeem’.
De gedachte een serie te maken over een vrouwelijk politieduo ontstond uit een feministisch ideaal, een feminisme dat in eerste instantie nog voornamelijk economisch werd ingezet: een vrouw kan een baan hebben. Dit uitgangspunt ontwikkelde zich tot een aanpak waarbij vrouwelijkheid in het algemeen het thema werd. Het begrip ‘vrouwelijkheid’ werd dan ook niet meer enkel economisch begrepen, maar algemeen maatschappelijk, waarbij het bleef uitgaan van een idealistisch standpunt. Dit idealisme staat op gespannen voet met de, vaak cynische, werkelijkheid, maar de makers wijzen steeds op het idealisme: hoe het zou moeten zijn. Het uitgangspunt is steeds emancipatoir.
Precies daarin ligt de actuele waarde van Cagney & Lacey: het idealisme. De serie is (technisch en cultureel) sterk verankerd in de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar is niettemin nauwelijks verouderd. Hij is zo scherp geschreven en zo geweldig geacteerd (met name door Sharon Gless en Tyne Daly), dat er gestalte mee wordt gegeven aan de onderliggende kracht ervan. Dat idealisme, die liefde ook, is universeel en blijft actueel.
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – De oorsprong van de wereld (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)