In ‘n vorige Nuuswekker het ek reeds oor die eksentrisiteite van Leonard Nolens, een van Vlaandere se mees senior digters, berig. Die afgelope weke was Nolens weer voluit in die nuus vanweë sy pasverskene bundel, Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen. En so word hy genooi vir ‘n radio-onderhoud met Radio 1 se Ruth Joos; ‘n katastrofiese onderhoud wat soos volg deur De Papieren Man beskryf word: “Een radiomoment voor in de annalen, dat was de algemene teneur. Talloze lange, haast pijnlijke stiltes vielen er tijdens het twintig minuten durende gesprek over Nolens’ nieuwe dichtbundel.”
In reaksie het Nolens sy stiltes toegeskryf aan die feit dat hy nie oor genoegsame ” sociale intelligentie” beskik om te praat nie. “Ik ben mijn werk, ik ken slechts dat. En ik heb veertig jaar doorgebracht in een kamer. Nochtans had ik graag een beroep gehad. (…) Ik ben in zekere zin niet van deze tijd.”
Ruth Joss het eweneens toegegee dat dit ‘n ongewone onderhoud vir die radio was. Tog het sy beklemtoon dat sy nie bereid was om “beheer” te neem en Nolens tot praat aan te por nie, aangesien dit die “integriteit” van die geleentheid tot nadeel sou gewees het: “Ik gruwel ervan mocht men dit gesprek zien als een rariteitenkabinet. Je zit gewoon samen in een artificiële radioruimte met een van de meest integere kunstenaars van Vlaanderen. Dan moet je die in zijn waarde laten en geen showke opvoeren. Ik geloof dat hij het apprecieerde, want ik kreeg achteraf een warme handdruk.”
Nou ja, toe. (Hoor ek iemand die naam Karel Schoeman fluister?) Hoe dit ook al sy: vir jou leesplesier volg die openingsgedig uit Leonard Nolens se nuutste bundel onder aan die Nuuswekker.
***
Sedert gister is Marthinus Beukes se toespraak wat hy tydens die bekendstelling van Cas Vos se Duskant die donker / Before it darkens gelewer het, geplaas. Ook het ons van Joan Hambidge ‘n nuwe gedig ontvang wat in haar verskamer opgeneem is, terwyl Edwin Fagel ‘n nuwe bydrae tot Wisselkaarten gelewer het.
Mooi bly.
LE
Spartaans
Sluit de ramen.
Vergrendel de voordeur.
Verbrand de krant.
En blijf. Blijf hier. En loop in huis
Je vluchtgedrag, je reislust voor de voeten.
Dat gindse gedoe ruïneert je spartaanse verveling.
Een tafel, een stoel en een bed meubileren perfect
Je hoofd en je hart en je handen, wat zei je?
Waarheen met die lang overdachte verlangens?
Ze gaan als een trein door de kamer,
Ik weet toch waarover ik spreek,
Ik ben drieënzestig.
Maar geeft men zijn ogen de kost
Door het huis en je blik te blinderen
Met nietsdoen?
Werk elke dag een beetje.
Maar bijt je niet vast in het brood
Als het beest in zijn prooi.
Er is honger genoeg om zijn tijd te verdoen.
Heeft iemand, heeft iets ons gevraagd
Een oogst aan te vatten die vaag is en traag
Als het kiemen, het priemen van zaaizaad?
Misschien.
En dat ritme dicteert onze toekomst.
Het gaat nu proberen om eten te maken
Van mij.
Het huis is potdicht en de tafel gedekt.
© Leonard Nolens (Uit: Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen, 2011: Querido)