The Beatles – The White Album (1968)
Toen The Beatles hun titelloze dubbelalbum maakten (vanwege de minimalistische, witte hoes in de volksmond al snel The White Album gedoopt), hadden ze niets meer te bewijzen. Op artistiek en commercieel gebied was alles wel zo’n beetje bereikt. Alles wat ze uitbrachten, belandde als vanzelfsprekend bovenaan de hitlijsten. Hun vorige album, Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, had de culturele bakens radicaal verzet. Hun manager Brian Epstein was vlak na de verschijning van dat album plotseling overleden en de band had zich eind 1967, begin 1968 enkele maanden teruggetrokken in India om te mediteren.
Dit alles betekende enerzijds dat de band zich op artistiek gebied volledig vrij voelde. Anderzijds werden de afzonderlijke bandleden zelfbewuster: ze gingen zich minder als bandleden gedragen, en meer als individuele artiesten. Er was een zee aan tijd (The Beatles waren gestopt met het geven van live optredens) en inspiratie (transcendente meditatie en hardere drugs boorden nieuwe bewustzijnslagen aan). Halverwege 1968 lag er dan ook een overvloed aan zeer divers materiaal. Producer George Martin wilde uit al dat materiaal één album destilleren, maar The Beatles stonden erop alles tegelijk uit te brengen op een dubbelalbum.
Stilistisch schiet het album alle kanten op, maar door de uitvoering en de productie wordt er een eenheid gecreëerd. Lennons ‘Happiness is a warm gun’ transformeert bijvoorbeeld in iets meer dan tweeënhalve minuut drie keer, en eindigt met een gek, euforisch koortje dat zingt dat geluk iets is als een warm pistool. Ongeveer zo neemt het album als geheel je mee in een duister soort waanzin: het gevolg van die ongekende creatieve vrijheid (vervormt door de hardere drugs die The Beatles toen inmiddels gebruikten), en de unieke combinatie van talenten die allemaal op de top van hun kunnen waren (muzikaal én tekstueel) en probeerden uit het Beatles-keurslijf te breken.
Mijn eerste luisterbeurt was van een kopie op een cassettebandje, ergens eind jaren tachtig. Ik kan nog aanwijzen waar de bus reed, toen ik op mijn bankje ergens achterin op mijn walkman luisterde naar ‘While my guitar gently weeps’, een nummer van gitarist George Harrison. De melodie, zang, tekst (en de solo van Eric Clapton) zijn bijzonder mooi, maar het samenspel van gitaar en bas in de begeleiding maken er een nummer van de buitencategorie van. In de documentaire McCartney 1, 2, 3 typeert Rick Rubin het alsof er twee nummers tegelijk worden gespeeld: de lieflijke melodie (‘I look at you all..’) en de agressieve begeleiding.
Dat is zo’n mooie typering, omdat het eigenlijk voor het hele album opgaat. In elke uitvoering is een nummer als ‘Ob-la-di, ob-la-da’ een onbekommerde, vrolijke meezinger – behalve in de originele uitvoering op The White Album. De manier waarop de zang, bas en piano zijn opgenomen, verwringen het nummer, geven het een vreemde agressie, een zekere duisterheid. Niet alleen schiet het dubbelalbum stilistisch alle kanten op, binnen die stijlen gebeurt ook voortdurend iets tegengestelds. Sinds dat cassettebandje heb ik het album op respectievelijk LP, cd en Spotify grijsgedraaid, en nog steeds blijft het overrompelen – al helemaal sinds de nieuwe mix (2018) is uitgebracht. Zonder dat het de liedjes overstemt, is The White Album een bizarre verzameling vreemde geluiden, die hun hoogtepunt vinden in de (angstaanjagende) geluidscollage ‘Revolution #9’.
In maatschappelijk opzicht was 1968 een bijzonder roerig jaar, met de moorden op respectievelijk Martin Luther King en Robert Kennedy, en o.a. de studentenopstand in Parijs. In die zin is The White Album een weerslag van de tijd waarin het is gemaakt (in ‘Revolution #1, een alternatieve versie van de eerdere single, geeft Lennon direct commentaar op de ontwikkelingen). Aan de andere kant vormt het album het beginpunt van de ontwikkeling van de vele verschillende stijlen die in de jaren zeventig tot wasdom zouden komen. Een nummer als McCartneys ‘Helter Skelter’ wordt bijvoorbeeld beschouwd als de geboorte van heavy metal. Zonder overigens te zijn ingehaald: ruim 55 jaar na verschijning overrompelt het album nog steeds. Niet voor niets beschouwde Lennon het als zijn favoriete Beatles-album: “The Pepper myth is bigger, but the music on The White Album is far superior, I think.”
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – De oorsprong van de wereld (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)
Mooi (8): Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Mooi (9): Deborah de Robertis – Miroir de l’origine (2014)
Mooi (10): Chr. J. van Geel – Het Zinrijk (1971)
Mooi (11): Dimitri Shostakovich – 24 Preludes en fuga’s, Op. 87 (1952)