René Girard – La Violence et Le Sacré (1972)
Toen de Franse antropoloog en filosoof René Girard (1923-2015) in 1972 zijn La Violence et Le Sacré publiceerde (in het Nederlands vertaald als God en geweld), deed dat behoorlijk wat stof opwaaien. Het was dan ook een nogal ambitieus en controversieel project: hij wilde het ontstaan van de menselijke cultuur verklaren uit een model van (achtereenvolgens) mimese, verlangen en rivaliteit. Hij ‘ontmaskerde’ daarmee de religieuze dogma’s en corrigeerde wat we tot dan toe dachten te weten over mens en cultuur.
Girard zal de geschiedenis ingaan als de filosoof van de zondeboktheorie. Een gemeenschap moet, om te blijven functioneren, het geweld (dat ontstaat als gevolg van onderlinge rivaliteit) afwentelen op één (onschuldig) individu: de zondebok. In vroege culturen is de zondebok geritualiseerd in het offeren van dieren; in de huidige, geseculariseerde maatschappij zijn het vaak de populisten die de zondebokken aanwijzen.
Girard verklaart het mechanisme van de zondebok uit mimese. Hij legt dit uit aan de hand van Freuds Oedipuscomplex. Alles wat leeft, realiseert zichzelf via imitatie, mimese. Om mens te worden, kopieert de mens niet alleen zijn gedragingen, maar ook zijn verlangens. De ouders fungeren doorgaans als model. Dit gegeven levert rivaliteit met de vader op: de zoon kopieert zijn vaders verlangens en wil, zoals Freud signaleerde, met zijn moeder naar bed. Het gedeelde verlangen levert rivaliteit op – rivaliteit leidt tot geweld. Om te voorkomen dat iedereen elkaar afslacht, worden de spanningen afgewenteld op één ‘zondebok’. Ik schrijf het nu heel kort op, maar Girard toont aan de hand van de Oedipus-mythe overtuigend aan hoe dit in zijn werk gaat. In offerrituelen worden oeroude moorden symbolisch herhaald: broedermoorden, met name, want broers delen eveneens dezelfde verlangens (denk aan Kaïn en Abel):
Zoals bij elke rituele slachting of wettelijke straf, gaat het er hier om een cyclus van wraak te voorkomen. (p. 30)
En om te voorkomen dat steeds een mens geofferd moest worden, is men dieren gaan offeren. Het ritueel heeft officieel steeds tot doel om een godheid gunstig te stemmen, maar het betoog van Girard laat zien dat de functie van het offer feitelijk veel aardser is. Bovendien verklaart het het dogma van Christus’ kruisdood, waarmee de zogeheten Zoon van God de ‘zonden van de mensheid’ op zich nam.
Dit is de basis van La Violence et Le Sacré. Girard laat in zijn boek zien hoe dit principe doorwerkt in alle lagen van de menselijke cultuur. Het hele stelsel aan regels en wetten (en verboden en taboes), dat tot doel heeft het mensen mogelijk te maken samen te leven, hangt hiermee samen. Het heeft zich ontwikkeld vanaf de vroegste culturen en die ontwikkeling duurt nog steeds voort. In gesprek met, met name, Freud, laat Girard zien dat dit stelsel wordt gedreven door, veelal onbewuste, psychologische processen. Meer dan in wetenschappelijke teksten en analyses, worden deze processen blootgelegd in mythes en literaire teksten.
Het geweld blijft geweld: het offer blijft moord. Hoe wordt een dergelijke, criminele handeling ‘heilig’? Religie, betoogt Girard, is het domein waarin tegenstellingen samenvallen, het religieuze wordt bepaald door voortdurende omkeringen:
Dit mechanisme is het enige dat ons in staat stelt te begrijpen waarom een aanvankelijk criminele offermoord tijdens zijn uitvoering letterlijk in heiligheid ‘omslaat’. (p. 197)
Zeker in het huidige tijdsgewricht is Girards analyse relevant. Het maakt bijvoorbeeld duidelijk hoe (en waarom) populisten te werk gaan in het aanwijzen van de ‘zondebok’. Interessant is bovendien Girards notie dat de regels voor het bedwingen van de seksuele begeerte zich bewegen langs de lijnen van die van het bedwingen van geweld. Zoals het offer het geweld op één individu richt, richt het huwelijk de seksuele begeerte op één individu. Zo wemelt La Violence et Le Sacré van de ‘eye-openers’, die, als je ze eenmaal ziet, een onontkoombare logica hebben. Inzichten die, als ze breder verspreid zouden zijn, bijzonder veel ellende kunnen voorkomen. Alleen daarom al zou La Violence et Le Sacré (dus: God en geweld) wat mij betreft verplicht moeten worden gesteld op eigenlijk alle onderwijsinstellingen.
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – De oorsprong van de wereld (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)
Mooi (8): Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Mooi (9): Deborah de Robertis – Miroir de l’origine (2014)
Mooi (10): Chr. J. van Geel – Het Zinrijk (1971)
Mooi (11): Dimitri Shostakovich – 24 Preludes en fuga’s, Op. 87 (1952)
Mooi (12): The Beatles – The White Album (1968)
Mooi (13): Hadewijch – Visioenen (begin 13de eeuw)