
Bright Eyes- The people’s key (2011)
Oorspronkelijk werd The people’s key (2011) van de Amerikaanse punkfolk-band Bright Eyes aangekondigd als het laatste album. Maar in 2020 kwam de band weer bij elkaar en de muziek die ze sindsdien maken grijpt terug op het geluid van hun (commerciële) hoogtijdagen: hun doorbraakalbum Lifted, or the story is in the soil, keep your ear to the ground (2002) en I’m wide awake, it’s morning (2005). Maar in de periode vóór hun hiatus ontwikkelde de band zich meer lineair: het geluid en imago was bij elk album anders. Een ontwikkeling die zijn sluitstuk (en hoogtepunt) vond in The people’s key. Het leek dan ook een logische afronding van het oeuvre.
Alle albums van Bright Eyes beginnen met een geluidscollage, naar eigen zeggen om de oppervlakkige luisteraar af te schrikken. Op sommige albums inderdaad een hele zit, maar vaker creëert het juist de goede sfeer voor de rest van het album. The people’s key begint met een gesproken tekst van collega singer-songwriter Denny Brewer (1943-2017), een breed uitwaaierend betoog over tijd en ruimte, de Bijbel, Hitler en reptielen, dat op een raadselachtige manier samenhangt. Het betoog gaat uiteindelijk over in ‘Firewall’: een beeldend, sfeervol nummer met apocalyptische beelden. Zo ziet de ‘ik’ bijvoorbeeld een hologram in een pretpark dat tot de enkels afbrandt: ‘If I knew where she went I would follow’.
Veel critici wezen erop dat de single ‘Shell Games’ een samenvatting is van de carrière van de band tot dan toe. De beschreven beelden zijn allemaal ontleend aan de covers van de eerdere albums en ook wordt verwezen naar de periode van Cassadaga (2007), waar zanger Conor Oberst in zowel de clips als tijdens de optredens in wit was gekleed: ‘I was dressed in white, touched by something pure’. Oberst beschrijft zijn eigen leven als een ‘shell game’:
Distorted sounds on oscilloscopes
Distorted facts, I could never cope
My private life is an inside joke
No one will explain it to me
De teksten van frontman Conor Oberst zijn al vanaf de vroege albums bijzonder beeldend en poëtisch – zowel associatief als direct. Het is bij Bright Eyes zelden goed te zeggen waar een liedje ‘over gaat’, maar in hun beste werk zijn de liedjes steeds urgent en intens. Er zit een zekere verlorenheid in het werk, een discrepantie tussen het zelf en de wereld. Een eenzaamheid, ook. Een regel als ‘So I go umbrella under my arm into the green of the radar’ uit (uit ‘Jejune Stars’) formuleert het scherp.
Maar de grote kracht van dit album is het geluid. Het album is prachtig geproduceerd. Daarin onderscheidt het werk van Bright Eyes zich toch wel van Obersts prima solo-albums en andere projecten. Zijn stem en teksten gedijen het beste als de andere bandleden Mike Mogis en Nate Walcott erbij betrokken zijn. Van oorsprong heeft Bright Eyes een soort punkfolk-geluid, op de vroege albums met een hoog ‘emo’-gehalte. Met Obersts band Desaparacidos ontwikkelde hij een harder geluid. Op Digital ash in a digital urn (2005) experimenteerde de band al met beats en synths. The people’s key is de culminatie van al die ontwikkelingen en geluiden. Je hoort de harde gitaren van de Desaparacidos, maar dan veel effectiever ingezet, bijvoorbeeld in ‘Jejune Stars’. En het computergestuurde geluid dat we kennen van ‘Digital ash’ is in bijvoorbeeld ‘One for you, one for me’ heel mooi in het geheel ingebed.
Hoogtepunt is toch wel ‘Ladder Song’, een rustpunt met piano even over de helft van het album. ‘No one knows where the ladder goes/ You’re going to lose what you love the most/You’re not alone in anything/ You’re not unique in dying.’ Oberst schreef het na de zelfmoord van een goede vriend en het nummer gaat, behalve over sterfelijkheid, vooral over een fundamentele eenzaamheid. Het rauwe verdriet daarover, en tegelijk de acceptatie ervan, maakt het luisteren naar dit nummer elke keer een ontroerende, intense, maar ook louterende ervaring. ‘Don’t it just make you want to cry, precious friend of mine?’
Mooi (1): Jean Fouquet – Madonna omringd door serafijnen en cherubijnen (circa 1450)
Mooi (2): Elliott Smith – From a basement on the hill (2004)
Mooi (3): Herman Gorter – Liedjes aan de Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid (1930)
Mooi (4): Gustave Courbet – L’Origine du Monde (1866)
Mooi (5): Pablo Picasso – Fille devant un miroir (1932)
Mooi (6): Anne Frank – Het Achterhuis (1947)
Mooi (7): Aaron Kunin – Love Three (2019)
Mooi (8): Barbara Corday en Barbara Avedon – Cagney & Lacey (1981-1988)
Mooi (9): Deborah de Robertis – Miroir de l’origine (2014)
Mooi (10): Chr. J. van Geel – Het Zinrijk (1971)
Mooi (11): Dimitri Shostakovich – 24 Preludes en fuga’s, Op. 87 (1952)
Mooi (12): The Beatles – The White Album (1968)
Mooi (13): Hadewijch – Visioenen (begin 13de eeuw)
Mooi (14): René Girard – La Violence et Le Sacré (1972)
Mooi (15): Claude Monet – Les Nymphéas (1914-1926)
Mooi (16): Alfred Schaffer – Wie was ik (strafregels) (2020)
Mooi (17): Paul van Ostaijen – De Feesten van Angst en Pijn (1918-1921)
Mooi (18): R.E.M. – Up (1998)
Mooi (19): Maya Angelou – I Know Why The Caged Bird Sings (1969)
Mooi (20): Alphonse Osbert – Vision (1892)
Mooi (21): Charlie Chaplin – The Great Dictator (1940)
Mooi (22): Danez Smith – Don’t call us dead (2017)
Mooi (23): Bill Viola – The Greeting (1995)
Mooi (24): E. du Perron – Het Land van Herkomst (1935)
Mooi (25): Mustafa Stitou – Waar is het lam? (2022)
Mooi (26): Rutger Kopland – Al die mooie beloften (1978)
